De apartheid van Al Jazeera: waarom dode christenen niet in het script passen
In dit artikel:
In het noorden van Nigeria hebben islamitische militanten opnieuw christenen vermoord — laatstelijk 27 mensen bij een afgebrande kerk — maar dit geweld haalt vaak weinig internationale aandacht. Volgens het in Nigeria gevestigde observatorium Intersociety zijn sinds 2009 meer dan 50.000 christenen gedood, meer dan 17.000 kerken verwoest en duizenden ontheemd of ontvoerd door groeperingen als Boko Haram en ISWAP. Ondanks deze omvangrijke cijfers wordt het geweld door veel media en commentatoren afgedaan als “complexe” lokale conflicten, landgeschillen of banditisme in plaats van als bewust ideologisch gemotiveerde vervolging.
De auteur stelt dat hier een dubbele moraal geldt: als slachtoffers christenen of joden zijn en aanvallers islamitische extremisten, schuwen sommige opinievormers termen als “genocide” of “terrorisme” omdat die te beladen of “westers” zouden zijn. Tegelijkertijd valt het woord genocide sneller wanneer Israël optreedt tegen Hamas, ook in publieke protesten en krantenkoppen. Die ongelijkheid noemt de schrijver “narratieve apartheid”: een scheiding van menselijk leed op basis van politieke voorkeuren in plaats van op inhoudelijke criteria.
Juridisch gezien verwijst de tekst naar het VN-Verdrag inzake genocide: daden met de bedoeling een nationale, etnische, raciale of religieuze groep (gedeeltelijk) te vernietigen. Toegepast op Nigeria, is het volgens de auteur duidelijk dat christenen doelwit zijn vanwege hun geloof, dat de aanvallen systematisch en opzettelijk plaatsvinden en dat jihadistische retoriek en praktijk die intentie bevestigen. Daarom zou de term genocide hier passend zijn.
Tegelijk vergelijkt de auteur de situatie met Gaza: veel analyses en cijfers wijzen erop dat in die campagne een groot deel van de doden mannen van strijdbare leeftijd zijn en dat de verhouding strijders–burgers relatief laag is, wat naar diens zeggen eerder op oorlog dan op systematische uitroeiing wijst. Die vergelijking gebruikt hij om de dubbelheid in de publieke omgang met slachtoffers te illustreren.
De tekst hekelt ook institutionele belangen die de narratieven vormen. Al Jazeera, eigendom van Qatar, en de betrekkingen van dat land met politieke bewegingen als de Moslimbroederschap, spelen volgens de schrijver een rol in het vernauwen of vergoelijken van islamistisch geweld. Als media erkennen dat in Nigeria sprake is van genocide, zo luidt het betoog, ondermijnt dat het morele kader dat sommige zenders en staten gebruiken om conflictsituaties elders te interpreteren.
Deze berichtgeving heeft concrete gevolgen: het ontbreken van brede internationale erkenning verzwakt politieke druk en humanitaire respons. Voorbeelden zijn beperkte stappen richting een formele classificatie van Nigeria als land van bijzonder belang voor religieuze vervolging, terwijl andere landen en gewapende groeperingen veel sneller in zware termen worden veroordeeld of juridisch aangesproken (zoals de zaak van Zuid-Afrika tegen Israël bij het Internationaal Gerechtshof).
De kernconclusie is een oproep tot consistentie: als mensenrechten en juridische definities serieus worden genomen, moeten termen als genocide op inhoudelijke gronden en zonder selectieve toepassing worden gebruikt. Volgens de schrijver voldoen de aanvallen op christenen in Nigeria aan die criteria en verdient erkenning en daadkracht in plaats van eufemismen of politieke wegredeneringen.