Gegevens van UNICEF tonen aan dat er geen hongersnood was in Gaza
In dit artikel:
In augustus verklaarde de Integrated Food Security Phase Classification (IPC), een door de VN gelieerde instantie, dat in delen van de Gazastrook hongersnood heerste. Die conclusie was deels gebaseerd op een snelle toename van ondervoeding bij kinderen, gemeten met de MUAC-methode (middelomtrek bovenarm), omdat door de grootschalige verwoesting een betrouwbare telling van hongerdoden onmogelijk zou zijn geweest. Deze vaststelling heeft sindsdien heftige kritiek uitgelokt nadat nieuw gepubliceerde data lieten zien dat de gebruikte cijfers mogelijk niet aan de eigen IPC-criteria voldeden.
Belangrijkste feiten
- Wanneer en waar: de IPC-verklaring dateert van augustus en gebruikte een steekproef van twee weken midden–eind juli; UNICEF’s Global Nutrition Cluster publiceerde op 17 september uitgebreidere gegevens. Het betrof met name Gaza-stad en omliggende gebieden.
- Meetinstrument: MUAC (middelomtrek bovenarm) is een snelle, veelgebruikte toets om acute ondervoeding bij jonge kinderen vast te stellen. Volgens de IPC geldt hongersnood wanneer minstens 15% van de onderzochte kinderen onder de drempel zit.
- Nieuwe analyse: leeftijdsgewogen MUAC-cijfers — zoals de IPC-methodologie vereist — lagen in de tweede helft van juli rond 14,8% in Gaza-stad en daalden in augustus terug naar waarden vergelijkbaar met juni (ongeveer 10,5–11%). Die 14,8% valt net onder de 15%-grens en staat ver af van het ongewogen gemiddelde van 16,2% dat de IPC in haar rapport gebruikte.
- Methode en kritiek: onderzoekers en data-analisten wijzen erop dat de IPC grotendeels werkte met ongewogen, kortdurende steekproeven (twee weken) en data die niet altijd leeftijdscorrect waren. Omdat jongere kinderen van nature vaker als ondervoed worden beoordeeld, kan een ongewogen gemiddelde de prevalentie kunstmatig verhogen. Leidinggevenden bij eerdere IPC-analyses zeggen dat leeftijdsweging verplicht is; het ontbreken daarvan kan de uitkomst sterk vertekenen.
- Beschuldigingen van datafouten: data-analist Mark Zlochin stelt dat de IPC in feite ruwe, ongewogen cijfers presenteerde alsof ze volgens IPC-richtlijnen leeftijdsgewogen waren, en spreekt van een ernstige methodologische fout tot mogelijk misleiding. Hij wijst ook op gevallen waarin MUAC-gegevens van de tweede helft van juli naar de eerste helft zijn verplaatst, waardoor een schijnbare, kunstmatige piek in ondervoeding ontstond.
- Reactie van VN-agentschappen: het Wereldvoedselprogramma (WFP) zei zich te hebben gebaseerd op het MUAC-cijfer uit het IPC-rapport en verwees naar een sterke stijging in ondervoeding tussen mei en juli en de bekende verbanden tussen MUAC en verhoogd sterfterisico. WFP-functionarissen benadrukten dat zij tekenen zagen van instortende zorgsystemen en een toename van kinderziekten, factoren die samen met ondervoeding de conclusie onderbouwden.
- Vergelijking met sterftecijfers: Analisten zoals Salo Aizenberg berekenden dat de IPC-verklaring zou hebben geleid tot een voorspelling van ongeveer 10.000 hongerdoden tot aan het staakt-het-vuren op 10 oktober. Tellen van zowel Hamas als VN-bronnen laten echter zien dat in die periode slechts 192 sterfgevallen werden gerapporteerd als gevolg van ondervoeding (inclusief mensen met vooraf bestaande aandoeningen) — zo’n 2% van het voorspelde aantal.
Waarom dit belangrijk is
De controverse raakt aan de kern van humanitaire rapportage: beslissingen over schaarse hulp, politieke aandacht en internationaal ingrijpen hangen sterk af van credibele, transparante data. Als leeftijdsgewogen MUAC-cijfers niet boven de hongersnoodgrens kwamen en de steekproefmethoden fragiel waren, ondermijnt dat de rechtvaardiging voor de IPC-conclusie en roept het vragen op over dataverzameling, representativiteit en eventuele extrapolatie van mortaliteit.
Wat verder opvalt
- De IPC gaf zelf aan dat directe registraties van hongerdoden moeilijk waren door de verwoesting; dat leidde tot afhankelijkheid van voedingsindicatoren in plaats van sterftecijfers.
- Kritieken noemen ook de sterke afhankelijkheid van UNRWA-steekproeven en het gebruik van korte, mogelijk niet-representatieve perioden als aanvullende zwaktes.
- Het debat illustreert hoe technische keuzes (zoals wel of niet leeftijdswegen) grote beleidsmatige gevolgen kunnen hebben.
Conclusie
De recente, uitgebreidere UNICEF-data en daarop gebaseerde analyses brengen de methodologie en conclusies van de IPC over de hongersnood in Gaza in diskrediet. Zonder aantoonbaar leeftijdsgewogen MUAC-cijfers boven de 15%-grens is het moeilijk om op verantwoorde wijze hongerdoden te extrapoleren. De kwestie benadrukt de nood aan volledige transparantie in datagedrag en grondige methodologische toetsing bij ernstige humanitaire oordelen.