"Hodu (Geef dank)!" - een Hebreeuws precedent in gevaarlijke tijden
In dit artikel:
Te midden van hedendaagse onzekerheden zoals AI, terrorisme en ontwrichtende gebeurtenissen roept de tekst op tot één fundamenteel gebod uit de Hebreeuwse geschriften: dank God. Die oproep wordt ook in het Nieuwe Testament herhaald (1 Thessalonicenzen 5:16) en vormt volgens de auteur een rode draad door de Joodse traditie.
Drie Bijbelse voorbeelden illustreren hoe dankbaarheid praktijken en identiteit vormgeeft. Ten eerste Lea, die na jaren van afwijzing bij de geboorte van haar zoon Juda God dankt; de naam Juda (Jehudah) draagt de betekenis van lof en dank, en het woord ‘Joods’ (Jehudi) verwijst letterlijk naar iemand uit Juda — dus iemand die God prijst. Ten tweede koning Jehosafat uit Juda, die bij het binnendringen van vijandelijke legers koos voor vasten en het oproepen van zangers om God te loven; die combinatie van religieus vertrouwen en goddelijke lof ging vooraf aan een onverwachte overwinning. Ten slotte Daniël, een balling aan het Babylonische hof, die ondanks levensgevaar steeds terugkeerde naar bidden en danken; zijn houding van dankbaarheid wordt in de tekst gekoppeld aan godsbehoud, zowel na de droomuitleg als bij de leeuwenkuil.
De kernboodschap is dat dankbaarheid geen vluchtig moraaladvies is maar een identiteitskenmerk en handelingslijn die in crisissituaties hoop en bevrijding kan brengen. De auteur plaatst deze oude voorbeelden nadrukkelijk in verband met de hedendaagse zorgen en suggereert dat dankbaarheid vandaag net zo praktijkgericht en potentieel transformerend kan zijn als in de geschiedenissen van Lea, Jehosafat en Daniël.